Het was bij het verlaten van metrostation Camden Town dat Bastiaan voor de tweede keer in een kort tijdsbestek een zwerver op de grond zag zitten, bedelend om geld. Wij keken er niet van op. In Rotterdam behoorden ze jarenlang tot het straatmeubilair in en om het oude Centraal Station. Het was een normaal gegeven als je in de jaren ’80 opgegroeid bent. Voor een kleuter van vijf was de aanblik van de smoezelige man in een slaapzak bijzonder intrigerend en in Londen zagen we er veel.
We legden uit dat de man geen huis had. En geen geld. Bastiaan vond het maar zielig.
Vorige week op Kreta moest ik hard remmen om een overstekende kat niet plat te rijden. Op de achterbank zaten Ties, Linn en Bastiaan. Ze vroegen waarom ik zo hard remde en ik vertelde dat ik stopte voor een poes. Dat ik die niet aan wilde rijden.
Nee, dat zou zielig zijn was de conclusie op de achterbank. Voor de kat zelf maar ook voor zijn baasje.
‘Nou, ik denk dat dit een zwerfkat was jongens. Die heeft geen baasje of een huis.‘ zei ik vanachter het stuur vandaan.
Het was een paar momenten stil op de achterbank.
‘In Londen zag ik ook een zwanger.’ zei Bastiaan tot grote hilariteit van zijn neef en nicht.
‘Een zwerver bedoel ik, een zwerver die heeft geen huis. Zwerver en zwerfkat. Allebei zwerf en allebei geen huis.’
Een paar dagen later parkeerde ik bij de McDonalds in Zoetermeer. Om foutparkeren te voorkomen hebben ze daar op sommige plekken kunstgras neergelegd met een dikke kei in het midden. Ik besloot de auto naast de zwerfkei te zetten. Bastiaan veerde op bij het horen van dit woord.
‘Zwerfkei. Tsja logisch wel. Een kei heeft ook geen geld en geen huis.’
Een goede conclusie van een vijfjarige.