De Romeinse historicus Tacitus schijnt over Holland het volgende gezegd te hebben: “Het terrein is woest, het klimaat ruw. Het leven en landschap somber. Hier kom je alleen als het je vaderland is.”
Als je veel van de zogenaamde kenners mag geloven, geldt dit ook voor onze eredivisie. Oranje heeft zich niet geplaatst voor het komende WK en de Nederlandse clubs spelen geen rol van betekenis in Europa. De laatste Nederlandse trainer in de Premier League vloog eergisteren de laan uit en bij de buitenlandse subtoppers houden onze internationals voornamelijk de bank warm. Nu de dagen korter worden en de blaadjes beginnen te vallen, is er alle reden om te somberen.
Of toch niet? Moeten we onze eredivisie met al haar fouten en onvoorspelbare uitslagen niet juist koesteren? In welke competitie ter wereld valt er pas na acht speelronden de eerste 0-0 te noteren? In welk land wordt de bekerhouder al in de eerste ronde door een amateurclub uitgeschakeld? Ja, De Klassieker was niet meer dan Wycombe tegen Barnet. Alleen zaten er 47.500 mensen op de tribune in plaats van een paar duizend. Overal waar je kijkt, trekken teams vol ten aanval, of dat nou verstandig is of niet. En als er al eens een bus geparkeerd wordt voor de goal is het steevast een ouwe DAF, nooit die Engelse dubbeldekker waar een toptrainer als Mourinho patent op heeft.
Een andere Romein zei: “Geef het volk brood en spelen” en dat is precies waar het om draait bij voetbal. We willen vermaakt worden, de duizenden fans die iedere week weer naar de stadions gaan. Qua voetbalniveau bevinden we ons nu in de Middeleeuwen, een periode die in het Engels veel beter de lading dekt: The dark ages.
Het Nederlandse voetballandschap mag dan qua successen en niveau somber zijn gekleurd – want het niveau is woest en de balbeheersing ruw – maar ik kom ik er graag, omdat het mijn vaderland is. Lang leve de eredivisie, op de tribunes wachten we geduldig op de Renaissance.