‘Wie liet die scheet?’
‘Ik ben de groene Ninja.’
‘Nee dat ben ik al, jij kan de rode Ninja wel zijn.’
Op de achterbank van de auto zitten Bastiaan zijn drie beste vriendjes. De jarige zit naast me en is druk bezig met het opzoeken van een goede radiozender. We zijn op weg naar het zwembad om Bastiaan zijn achtste verjaardag te vieren. De auto met de ‘meiden’ rijdt voor ons als de mannen een nieuw onderwerp in de vorm van superkrachten aansnijden.
‘Ik kan denk ik wel 100 keer het hele universum optillen.’
‘Ik wel een miljoen keer!’
‘Wie liet er nu weer een scheet?’
Na het zwemmen heb ik de meidenauto. Ondanks dat ze moe zijn van meer dan twee uur zwemmen is de felheid er nog niet af.
‘Jij volgt alleen maar knappe mensen op musical.ly.’
‘Jij kent musical.ly alleen maar door mij.’
‘Zij is misschien niet zo knap van buiten maar wel van binnen.’
‘Ik ga een shop-feestje voor mijn verjaardag geven.’
‘Ik wou dat ik mijn iPad bij me had.’
‘Jij zit alleen maar op je iPad en als je bij komt spelen vraag je altijd eerst wat we gaan doen.’
Ik had te doen met de arme jongens in de auto achter me. Er zat nu al een wereld van verschil tussen hen en de meiden. Niet eens een hele wereld maar een heel universum. Eentje die de jongens zelfs met zijn vijven nooit opgetild krijgen. Superkrachten of niet.