Tijdens mijn eerste seizoenen in De Kuip leken de spelers en supporters (onbewust?) op elkaar. Op oude elftalfoto’s uit de jaren ’80 heeft de halve selectie een snor en zouden ze zo in de garage kunnen werken van de auto waar achter ze poseren. De haardracht in de nek en bovenlip was op Vak-S niet anders.
Een paar seizoenen later droegen John de Wolf en Regi Blinker overhemden met patronen waar je, zelfs zonder drank, hoofdpijn van kreeg. Mensen die niet zo goed tegen prikkels kunnen raad ik af op internet er naar te gaan zoeken. Zelfs cultheld Kiprich had een eigen spijkerbroekenmerk, een broek die qua pasvorm nu waarschijnlijk weer helemaal in zal zijn maar waar je destijds al flink mee voor joker liep.
Henk Vos was de eerste speler die het aandurfde met witte kicksen op het veld te staan. Het leverde hem prompt een klap voor zijn muil (excuse my French) op tijdens een training. Voor Feyenoord-spelers gold het adagium ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ als geen ander.
Na schoenen in alle kleuren van de regenboog en tattoos van top tot teen dacht ik dat we alles wel gezien hadden op het veld. Tot er afgelopen zondag een speler met roze haar op het veld verscheen. Natuurlijk is het lekker boeiend hoe spelers eruitzien, als ze hun best maar doen. Maar vanaf de tweede ring had ik heimwee naar de selectie uit 1988. Toen de meeste spelers eruitzagen als vertegenwoordigers van kattenvoer en monteurs uit de garage van Eef en Huub.