Het wachten was op de gelijkmaker want aan de kant waar in de twaalfde minuut het knuffels regende, regende het nu eigen doelpunten. Typisch Feyenoord om aan een wedstrijd waarin vijf Feyenoorders een doelpunt maakten slechts 1 punt over te houden.
Een wedstrijd eerder, tegen Utrecht, stapte ik op de metro bij station Stadhuis. Op een steenworp afstand van de plek waar Feyenoord doorgaans haar prijzen viert was ik uiteraard niet de enige Feyenoorder op weg naar huis. De stemming was gelaten, of beter gezegd in mineur. Wederom een verloren seizoen, slechts na een handvol wedstrijden gespeeld te hebben. Het Legioen heeft voor minder op het veld gestaan.
In supermarkten en files heb ik altijd het geluk in de verkeerde rij te staan. De staatsloterij heb ik ook nog nooit gewonnen en toen ik nog op school zat was ik altijd diegene die betrapt werd terwijl de hele klas hetzelfde deed. Kortom, het is niet verwonderlijk dat ik me tot Feyenoord aangetrokken voel.
De club zelf heeft het namelijk ook. Winnen we een keer een Europese prijs (met veel potentiele internationals in de basis) kwalificeert Oranje zich sinds jaren niet voor een eindtoernooi. Bij lotingen voor de Europacup treffen we altijd clubs op het pieken van hun kunnen (en die daarna niets meer presteren) en onze beste spelers verkopen we voor bedragen waar onze concurrentie tribuneklanten voor verkoopt. Als ergens anders de zon schijnt dan regent het in De Kuip.
Mede daarom had ik ook niets verwacht van de voorrondes in de Europaleague. Trencin lag me nog iets te vers in het geheugen. Maar wonder boven wonder waren het twee erg leuke wedstrijden in De Kuip.
Toen ook Willem II en Ado aan de zegekar werden gebonden was het chagrijn tijdelijk verdwenen uit De Kuip. Na de knuffelregen kwam zonneschijn.