Momenteel zitten we hier thuis midden in de tweede golf. Niet de tweede Corona-golf maar de tweede Pokémon-golf. De eerste was vier jaar geleden en toen was Kijkduin het epicentrum voor de jacht op de kleine digitale wezens. Maar na verloop van tijd maakten de Pokémon plaats voor Fortnite, Brawlstars en een miljoen afleveringen van Seven Deadly Sins. Zo plotsklaps als de interesse in Pokémon verdween, zo was ie begin van de zomer ineens weer terug.

In mijn jeugd had je dat met knikkeren. ’s Ochtends nam iemand, een door zijn moeder genaaid, zakje met knikkers mee naar school en na de grote pauze leek het erop alsof we nooit anders gedaan hadden. Iedere gebroken stoeptegel was een bruikbaar putje, al durfde ik nooit mijn mooiste bonken in te zetten. Dat vond ik zonde.

Tijdens deze tweede Pokémon golf zwerft Bastiaan met zijn maatjes door de wijken hier heen. Op zoek naar shiny-varianten of genoeg candy voor een volgende evolutie. Maar tijdens de eerste golf zat ie nog bij mij achterop op weg naar verre pokéstops. En na de zoveelste Pokéstop, eentje langs het fietspad achter ons huis, vond ik het wel genoeg geweest voor die zomerse dag in 2016. We fietsten terug en kwamen twee, in unisex kleding gehulde, echtparen tegen die een fietsroute aan het volgen waren.

De man, altijd weer de man, keek op zijn GPS naar de te volgen route. Bastiaan zag hem op een scherm kijken en riep vanaf het kinderzitje:

‘Je moet linksaf gaan, daar zit Weedle. En ik heb net hier Rattata proberen te vangen. Maar nu heb ik geen ballen meer. Die kunnen jullie bij de Windas halen trouwens.’

Ik heb zelden een paar argeloze fietsers zo verbaasd zien kijken.

 

Door Jeroen

Jouw reactie hier!