De WiFi op de camping in Italie was abominabel, mobiele data ook. Zodoende waren wij bijna drie weken verstookt van (social) media. Als ik af en toe wat bereik had kreeg ik onheilspellende berichten te zien van volwassen mensen die Pokémon’s aan het vangen waren.
Ik hoopte erop dat de hype zou overwaaien voordat we terug zouden keren van vakantie. IJdele hoop, een paar dagen na terugkomst zag ik Bastiaan met Sandra haar telefoon voor de deur staan. Zoekend naar Pokémons.
Ma Flodder zei ooit eens ‘het blijft toch je kind hé’, en zo is het maar net. En dus zat Bastiaan afgelopen zaterdag bij mij achterop de fiets op jacht naar Pokémons. Op diverse plekken in de buurt waren Pokéstops en meer dan eens waren we niet enige op die plaats. Het leek erop dat iedereen op jacht was.
Na de zoveelste Pokéstop, eentje langs het fietspad achter ons huis, vond ik het genoeg geweest voor die dag. We fietsten terug en kwamen twee, in unisex-kleding gehulde, echtparen tegen die een fietsroute aan het volgen waren.
De man (altijd weer de man) keek op zijn GPS naar de te volgen route. Bastiaan zag hem op een scherm kijken en riep vanaf het kinderzitje:
‘Je moet linksaf gaan, daar zit Weedle. En ik heb net hier Rattata proberen te vangen. Maar nu heb ik geen ballen meer. Die kunnen jullie bij de Windas halen trouwens.’
Ik heb zelden een paar argeloze fietsers zo verbaasd zien kijken.
Leuk en heel herkenbaar! Gisteren een avondje verplicht op het terras doorgebracht, omdat je vanaf die plek net binnen het bereik van een Pokestop zat. En ik mezelf maar afvragen waarom we zo dicht bij die andere mensen moesten gaan zitten, terwijl er nog genoeg andere vrije tafeltjes waren. Het moet niet gekker worden.
Haha, die pokémons weten wat.