En zo bevond ik mezelf in mijn pyjamabroek in hartje Belgrado rond een uurtje of een ’s nachts. Mijn reisgenoot Kees had trek in nog zo’n enorme pizzapunt die ze hier overal op straat verkochten. Nog inderdaad want we waren op de terugweg van kroeg naar hotel ook al bij de pizza-kiosk gestopt.
Nu waren de verhalen over Belgrado van tevoren behoorlijk aangedikt want we hadden ons in het centrum nergens onveilig gevoeld. Maar om Kees nu alleen de stad in te laten gaan ging me net iets te ver. En zodoende wandelden we midden in de nacht weer terug richting Skaderlija, ondanks dat ik mijn tanden al had gepoetst en net op de slaapbank was gaan liggen.
’s Nachts laat de stad zijn ware gezicht zien maar dit deel van Belgrado was uitgestorven op het moment dat wij buiten liepen. De zwervers hadden hun plekken in de portieken opgezocht en behalve de lokale dronkenlappen zag je her en der nog plukjes Feyenoorders lopen, euforisch van de 2-5 overwinning een paar uur daarvoor.
Tijdens de wedstrijd kon ik niet helemaal de focus op het veld houden. Met een schuin oog was het verstandig om het vak links van ons in de gaten te houden want daar kwamen flessen en bekers yoghurt onze kant op. En een nitraat die ‘gelukkig’ naast ons terecht kwam. Het was 1989 all-over again.
Alles wat teruggegooid werd vanuit het uitvak werd door de Servische stewards keurig bij de Grobari ingeleverd waarna het spel opnieuw begon. Corrupte stewards en een mobiele eenheid die maar wat graag hun knuppel wilde gebruiken. Heel even waande ik me weer in Italië.
Vandaar dat we zo’n trek in pizza hadden., zelfs de tweede enorme punt smaakte goed. En niemand die wat over mijn pyjamabroek zei.