…When it hits you, you feel no pain. Dat zingt Bob Marley in Trenchtown Rock. En laten we zometeen bij ome Bob beginnen.
Maar niet voordat we het eerst over lijstjes gehad hebben. Op Facebook werd ik in een bericht getagd om de komende tien dagen mijn tien favoriete nummers te posten. En ik ben dol op lijstjes. De slechtste 10 Feyenoord-spitsen die ik ooit heb zien spelen bijvoorbeeld (haben Sie eine stunde?).
Favoriete steden, mooiste stadions die ik bezocht heb. Noem maar op, misschien is het een typisch mannending. Dat beweert mijn favoriete schrijver, Nick Hornby (van het beste voetbalboek ooit Fever Pitch) , althans in zijn roman High Fidelity. De hoofdpersoon in dat boek deelt zijn hele leven in in top vijf-lijstjes. Alleen met muziek vind ik dat moeilijk. Omdat de muziek die ik luister per dag kan verschillen. Net zoals dat door de jaren heen gebeurde. Dit is mijn lijstje van vandaag. Die kan morgen dus zomaar anders zijn.
Komen we bij Bob Marley uit. In de laatste klassen van de lagere school (ja, ik zat nog in een klas en niet in een groep) ‘moest’ je een identiteit kiezen. Voor welke voetbalclub je was (voor zover dat nog niet bepaald was), wat voor kleding je droeg en wat je muzikale voorkeur was. Mijn vader had een cassettebandje met daarop een live-concert van Bob Marley. En ik werd geraakt door de muziek van Bob. En dan vooral door de eerste noten van Stir it up (waarvan ik de live-versie altijd beter heb gevonden dan de albumversie). Nog steeds luister ik naar reggae maar dan wel naar oudere versie ervan. Die muziek raakt me nog steeds. Bob had gelijk.
Op de middelbare school raakte ik bevriend met wat jongens die naar metal luisterden. En werd ik bevangen door de intensiteit van de muziek. Tegenwoordig kan ieder bandje dankzij hun eigen youtube-kanaal de hele wereld bereiken. Dat was toen wel anders. En qua metal kwam je al snel bij de grote vier uit. Via Anthrax kwam mijn loyaliteit al snel bij Slayer te liggen (platen kocht je destijds bij Haddock in Rotterdam). Controversiële teksten over de duivel en oorlog op snoeiharde muziek. En als je bij Slayer bent aangekomen dan kunnen we niet om Angel of Death heen. Staat zelfs in de top2000 dus het is bijna salonfähig geworden om Slayer goed te vinden, al moet ik zeggen dat ik er zelf bijna nooit meer naar luister. Dit nummer hoort er wel in.
De scheidslijn tussen metal en hardcore was dun. Op metalconcerten zag je mensen in T-shirts lopen van bands als D.R.I. en Suicidal Tendencies lopen (oké technisch gezien waren dat al crossover-bands) en bij hardcore-concerten kwam je dezelfde mensen tegen die je twee weken eerder in Nighttown bij een metalband zag. Op de grotere festivals stonden (en staan) die bands gewoon door elkaar heen geprogrammeerd. Van hardcore is het een kleine stap naar punkrock. En dan is er een CD die ik nog met grote regelmaat luister als ik aan het hardlopen ben, of wanneer ik naar mijn werk fiets. Die van mijn half-Ierse vrienden van de Dropkick Murphys. Dát is nou echt muziek waar je dorst van krijgt. En dan met name hun doorbraak ‘Do or die’. Daarvan klopt gewoon ieder nummer.
Enfin, ik trek even een Guinness open en ga nadenken over de nummers van morgen (of een andere dag binnenkort) waar we muziek uit mijn geliefde Engeland gaan bespreken. (The Smiths, Oasis, The Jam en meer). Leuk man, lijstjes.