Het was op de bosdreef, na een kilometer of 34, toen ik kramp in mijn beide hamstrings kreeg. Het was de eerste keer tijdens mijn allereerste marathon dat ik even moest wandelen. Het bleek in de resterende 8 kilometer niet de laatste keer geweest te zijn. (lees dat verslag hier. Klik)
Die laatste 8 kilometer had ik het heel zwaar, en meer dan 1 keer vroeg ik me af wat ik aan het doen was. Wie wilde ik wat bewijzen? Dat ik een marathon kon lopen? Als een soort van midlifecrisis waar anderen een motor kopen? Of wilde ik gewoon mijn grenzen verleggen. Kijken tot waar lichaam en geest toe in staat zijn?
Na de finish (of was het al ruim daarvoor?) nam ik me voor dat ik dit nooit meer zou doen. Na 264 likes en meer dan honderd comments op Facebook en talloze Whatsappjes maakten de moeheid (en de misselijkheid van alle gels, bananen en isostar) plaats voor trots. Als ik mijn medaille van de Roparun uit 2015 tegenkom (lees dat verslag hier. Klik) dan krijg ik tranen in mijn ogen. Bij het zien van mijn marathon-medaille komt er een dikke grijns tevoorschijn.
En nu? Nou ja, ik heb me dus zojuist weer opgegeven. Omdat ik een sportieve revanche wil op mezelf. De vorige keer ging ik in februari door mijn enkel heen om een paar trainingen te moeten missen. Of ik zonder blessure sneller was geweest? Ik weet het niet, de marathon is niet alleen fysiek maar ook mentaal een uitputtingsslag.
Op zondag 9 april 2017, op mijn 44e verjaardag, sta ik aan de start op de Coolsingel om er een uur of vier later weer terug te keren. Vorig jaar sprak ik de hoop uit dat het niet de enige keer zou zijn dat ik op de Coolsingel (klik) zou staan dat jaar. Laten we die traditie in 2017 maar in stand houden.