Direct bij het verlaten van het metrostation kwam de stank van urine je tegemoet. Gerrit keek Hans aan, moesten ze echt hier zijn? Dit deel van Londen leek in niets op het gedeelte waar ze de hele middag gespendeerd hadden.
Van de Big Ben tot aan Harrods en van de Towerbridge tot aan Buckingham Palace, overal waren de twee vrienden geweest. Op Picadilly Circus zagen ze wat andere fans op de trappen bij het beeld van Eros zitten. In Regent Street, tussen de Aziatische toeristen, zag je af en plukjes Nederlanders in clubkleuren lopen, genietend in de hoofdstad van Engeland.
Een hond sprong tegen een hek aan en blafte hard. Achter het hek ging een autosloperij schuil, een van de vele in dit gebied.
‘Weet je zeker dat het hier is Hans?, het ziet er niet echt uitnodigend uit’
‘Toen ik er met onze boot wel eens kwam was het al een ruige buurt Gerrit, maar niets om je zorgen te maken.’
Hans had het plan opgevat om te gaan kijken of de pub waar hij als matroos een paar keer geweest was nog bestond. Op internet had hij gevonden dat hij hier nog steeds moest zitten. De King’s Arms heette de kroeg. Toen Hans jong was voer hij op een schip tussen Rotterdam en Londen. Als het werk gedaan was mochten ze van boord om de paar uur tot de terugvaart te overbruggen. Ver weg van het toeristische gedeelte van Londen hadden hij en zijn collega’s lauwe pints gedronken in de eerste pub die ze tegenkwamen.
Toen was het een echte volksbuurt geweest met terraced houses. Ruw, maar eerlijk. Nu waren veel van die huizen dichtgetimmerd en was de wijk verpauperd. Hier zou je jezelf in de avond niet moeten vertonen, en dat was nou net wat Hans en Gerrit wel deden. Op de hoek van de straat stond een busje met geblindeerde ramen geparkeerd.
De King’s Arms was een van de weinige gebouwen in de straat waar licht brandde. Gerrit en Hans liepen de pub binnen. De kale barman keek naar de twee mannen in de deuropening terwijl hij met een handpomp een glas Ale tapte voor een van de bezoekers aan de bar. Een bezoeker in de hoek van de pub liep met zijn telefoon aan zijn oor in de richting van het toilet.
In de hoek van de pub stond een ronde tafel met daaraan een aantal mannen. De meeste mannen hadden hun jas nog aan en op de tafel lag een aktetas.
‘So, you’re finally here.‘ zei de grootste van het stel, met een dik accent, tegen Hans en Gerrit. Hans probeerde te antwoorden dat de metro er wel lang over had gedaan maar op dat moment vloog de deur open en stormden er een vijftal agenten de pub binnen. Vanaf dat moment ging het allemaal erg snel, er klonken gesmoorde kreten en er vielen een aantal stoelen om. Gerrit en Hans werden tegen de grond gewerkt en de man die zojuist naar het toilet was gevlucht kwam met getrokken pistool de bar weer in lopen. Om zijn nek hing nu een badge van de politie.
Er werd geduwd, getrokken en er vielen zo te horen een aantal klappen. Gerrit en Hans hadden ieder een agent op zich die om de paar tellen herhaalde dat ze hun ‘mouth shut’ moesten houden.
Het blauwe schijnsel van zwaailichten kwam door de ramen van de pub naar binnen. Er arriveerden steeds meer politiewagens voor de King’s Arms.
Tien minuten later zaten Gerrit en Hans in een arrestantenbus te wachten wat er komen ging. De deur ging open en er kwam een agent en een man met Oostblok-achtige trekjes naar binnen. De Engelse inspecteur stelde zich voor als superintendent Jones. Op zijn epaulet stond een kroontje met daaronder 12345. Zelfs zonder bekend te zijn met de rangen binnen het Engelse politiesysteem hadden Gerrit en Hans in de gaten dat ze hier met een hoge officier te maken hadden.
Daarna was het de beurt aan de Oostblokker. Hij begon in een taal tegen Gerrit en Hans te praten die ze beiden niet thuis konden brengen. Gerrit keek Hans aan en die trok zijn schouders omhoog.
‘Ik verstaat die gozer ook niet hoor, Gerrit’
‘Het lijkt wel Russisch ofzo’ antwoordde Gerrit.
De superintendent reageerde als door een wesp gestoken.
‘Wait, wacht een minuut.’ sprak hij in het Nederlands met een zwaar Engels accent. ‘Jullie zijn Dutch?’
In de minuten die volgden bleek dat superintendent Jones een Nederlandse moeder had en dat hij de taal als kind wel geleerd had. Tijdens de jaarlijkse bezoekjes aan zijn oma en vakanties in Nederland hield hij zijn Nederlands op peil. Al was het wel doordrenkt met veel Engelse woorden. Superintendent Jones excuseerde zich en kwam 5 minuten later weer terug met een lagere officier die Gerrit en Hans uit hun benarde positie verloste.
Ze kregen een kop koffie uit een thermoskan en zagen hoe alle andere mannen uit de pub een voor een afgevoerd werden. Er flitsten wat camera’s en toen kwam superintendent Jones weer terug. Zijn echte naam voornaam was Johan, daar had zijn moeder op gestaan. Een echte Nederlandse naam. Maar op school en op straat werd hij al snel John genoemd.
‘Weten you guys wel waar jullie in terecht zijn gekomen?’
John legde uit dat ze een Russische bende op het spoor waren gekomen. Ze zouden handelen in wapens maar tot nu toe hadden ze de bende nog niet op heterdaad kunnen betrappen. Er waren simpelweg geen kopers geweest. De agenten die in het geblindeerde busje aan het surveilleren waren geweest hadden het Nederlandse gepraat tussen Hans en Gerrit geïnterpreteerd als Russisch en toen trad de machine in werking.
De commandant van de Londense politie had bevolen tot een inval. Er mocht geen tijd verloren worden. Of de missie nu niet gefaald was wilde Hans weten. Superintendent Jones dacht van niet, ze hadden vuurwapens en een aktetas vol geld gevonden. Waarschijnlijk voldoende om de mannen op het vliegveld richting Moskou te zetten.
Toen de reden van hun bezoek aan juist deze pub in Londen ter sprake kwam moest Jones lachen. Het gesprek kwam op voetbal en Jones zijn moeder was voor dezelfde club als Hans en Gerrit. Hij nam afscheid van beide heren en wenste ze morgenavond veel succes. Hij zou zorgen dat een politiewagen ze naar hun hotel zou brengen.
Hans en Gerrit werden een half uur later bij hun hotel afgezet. Voor het hotel stond groep supporters te roken. De aanblik van twee oudere mannen die door een politiewagen werden terug gebracht zorgde voor de nodige hilariteit. Onder het gezang van ‘Opa! Hooligans!’ gingen Hans en Gerrit hun hotel binnen.