In de tram was het snikheet, trambestuurders hadden vaker de neiging om de verwarming hoger te zetten als het regende bedacht Gerrit zich. In lijn 6 hing de weeïge geur van natte jassen. Gelukkig hoefde hij nog maar vier haltes mee.
Naast hem zat een Surinaamse vrouw met haar boodschappen op schoot. Haar dochter had haar plek aan Gerrit afgestaan. Een van de weinige voordelen van ouder worden vond hij. Iets verderop zat Hans met wie hij samen naar de wedstrijd ging. Hans zat in zijn krant te lezen en keek af en toe naar buiten.
Door de natte ramen van de tram had de buitenwereld iets surreëel. De neonreclames op de gevels werden door de regendruppels vervormd tot onleesbare kreten. Dit deel van de stad kende Gerrit erg goed. Zijn vader was hier opgegroeid en zijn opa en oma hadden er hun hele leven gewoond. De winkeltjes waren hetzelfde gebleven. Nog steeds zat er een schoenmaker en een groenteboer op het pleintje waar ze uit moesten stappen. Alleen waren de uitbaters nu allemaal van buitenlandse afkomst.
Bijna alle kroegen waren verdwenen en vervangen voor theehuizen. Alleen Café de Ridder had de culturele verschuiving in deze buurt overleefd. Hans en Gerrit stapten naar binnen en namen plaats aan de bar. Naarmate de wedstrijd dichterbij kwam werd het drukker en drukker. De kroeg werd voornamelijk bevolkt door supporters van de club uit dit deel van de stad. Zij hadden Café de Ridder als uitvalsbasis.
Beetje bij beetje druppelden ook fans binnen van Gerrit zijn club. Eerst wat oudere fans en daarna de jongere generatie. Nergens zag je aan hen voor welke club ze waren. Ze leken bijna allemaal wel hetzelfde uniform aan te hebben. Zwarte jassen en petjes. Of ze echt veel plezier aan het bezoeken van wedstrijden hadden waagde Gerrit te betwijfelen. Het was allemaal zo serieus.
Hoe anders was dat toen hij en Mien stad en land afreisden om hun club te zien spelen. Soms bleven ze bij een nicht van Mien slapen in het midden van het land als de trein hen niet meer op tijd thuis kon brengen. Haar nicht had een seizoenkaart voor de aartsrivaal maar van enige spanning was nooit sprake.
‘Hé, wat moet dat ouwe?’ Gerrit deed de deur van het toilet snel dicht. Hij moest naar de wc en de deur was niet op slot. Op het toilet stonden twee van die jongens in zwarte jassen voorovergebogen bij de wastafel. Misschien dachten ze dat hij een seniele ouwe man was maar Gerrit wist voldoende. Hij wachtte buiten tot de jongens klaar waren.
Bij het naar buiten gaan keken de twee knapen nog steeds boos. Hij wist dat het zinloos was om over respect voor oudere generaties te beginnen. Hij had de opa van deze jongens kunnen zijn. Als het zijn kleinzoon was geweest had hij hem een draai om zijn oren verkocht. Nu deed hij net alsof ze lucht voor hem waren.
De brutaalste van het stel beet Gerrit toe dat zijn club zou gaan verliezen. Gerrit moest er bijna om lachen. De jongen dacht dat Gerrit voor de thuisclub was. Hij liet hem maar in de waan. Als Mien er nog bij was geweest dan had ze hem vast van repliek bediend. Dat Gerrit en zij al tientallen jaren naar het stadion gingen. En wat die snotneus nu wel niet zou denken.
Gerrit en Hans dronken hun glas leeg en gingen naar buiten. In een hoek van de kroeg zag hij de groep jongens met een tafel vol bier nog geen aanstalten maken om naar het stadion te gaan.
Op het veld was het krachtsverschil erg groot. Gerrit zijn club maakte korte metten met de ‘kleine broer’ uit het andere deel van de stad. En hoewel ze in een thuisvak zaten vierden Hans en Gerrit de goals uitbundig mee. Volgens Hans was het kampioenschap een kwestie van tijd. Gerrit dacht er, ondanks de voorsprong op de ranglijst, iets minder rooskleurig over. Pas als ze met de schaal op het bordes van het stadhuis stonden, pas dán geloofde hij het.
Op weg naar Café de Ridder zagen ze twee politieagenten bij een jongen staan. De jongen had zo te zien net de inhoud van zijn maag geleegd bij een lantaarnpaal. Hij moest zich staande houden door zich vast te houden aan de paal.
In het voorbij gaan hoorden ze de agenten vragen om legitimatie en er klonk een dreigement de jongen mee te nemen naar het bureau. Gerrit herkende hem. Het was de jongen die in de kroeg zo brutaal was geweest. Er kwam een politiebusje aanrijden en vlak voordat de jongen meegenomen werd stapte Gerrit op de agenten af.
‘Dit is mijn kleinzoon’ zei Gerrit tegen de agenten. ‘Ik neem hem wel mee. Een glaasje water en vroeg naar zijn bed doen wonderen.’
Buiten de kroeg bedankte de jongen hem voor de interventie. Gerrit antwoordde: ‘Tsja, supporters onder elkaar doen dat soort dingen nietwaar?’
Op de terugweg begon het weer te regenen. In de tram stond iemand zijn plek af.