Didier lag op zijn kussentje (in clubkleuren, een cadeau van zijn buurvrouw) te slapen terwijl Gerrit een kop koffie inschonk. Allebei schrokken ze van de deurbel. De kat vanwege het geluid en Gerrit vanwege het feit dát de deurbel ging. Zo vaak kwam er nou ook weer niemand onaangekondigd langs.
Met grote passen stormde Hans naar binnen, nog voordat Gerrit hallo tegen zijn vriend kon zeggen stak Hans al van wal.
‘Het is niet te geloven Gerrit, Ronald en Joyce hebben nu zo’n ruzie met elkaar dat hij niet mee gaat naar Skopje. Ik zie het niet zitten om in mijn eentje te gaan. Wil je echt niet mee?’
Gerrit had nog nooit gevlogen en dat was de voornaamste reden om niet mee te gaan naar deze Europese uitwedstrijd. Hij had geen vliegangst, of in ieder geval niet dat hij het wist.
‘Kijk, het ticket is al betaald en hij hoeft er geen geld voor te hebben. Het zijn alleen de administratiekosten die je moet betalen ouwe reus. Een buitenkansje. Ga nou mee, het wordt vast geweldig.’
Gerrit wist niet goed wat hij er van moest denken. Macedonië, voor zijn gevoel aten ze er nog mensenvlees en liepen ze blootsvoets. Wat moest hij daar doen? Hij begon het echter ook wel sneu voor zijn vriend te vinden. Hij wist dat Hans zich na hun trip naar Engeland verheugde op een volgende Europese uitwedstrijd.
‘We laten die kat beslissen.’ Zei Hans. ‘Als hij raadt in welke hand ik het brokje heb ga je mee.’
Gerrit schoot in de lach. Op deze manier zou Hans altijd zijn gelijk krijgen. Diep van binnen twijfelde hij enorm en dacht hij aan wat Mien ervan gevonden zou hebben. Ze had de laatste jaren van haar leven vaak tegen Gerrit gezegd dat ze spijt had dat ze niet wat vaker gereisd hadden. Het was geen verwijt richting Gerrit want de situatie was er gewoon niet naar.
In zijn hoofd hoorde hij het Mien zo zeggen ‘ga toch mee, geniet van je leven’. Gerrit kreeg een traan in zijn ooghoek en veegde die snel weg voordat Hans het kon zien. Maar Hans had geen oog voor Gerrit, hij was druk met Didier aan het spelen. De kleine kat verdween in zijn grote handen.
‘Goed, ik ga mee. Ik ga er vast veel spijt van krijgen. Maar ik ga mee. Boek dat ticket om en laat weten wat ik nog meer in dat godvergeten land nodig ga hebben. Ik heb geen idee wat voor munt ze daar hebben. Of betalen ze soms nog met kralen en spiegels?’
Een week later zaten Gerrit en Hans op de luchthaven te wachten op het vertrek van hun vliegtuig. Gerrit was nerveus. Zo’n groot vliegveld leek wel een stad op zich. Het was drukker dan hij zich had voorgesteld. Een grote mierenhoop van mensen die allemaal een andere kant uit leken te gaan.
De vlucht was goedkoop geweest en ze vlogen met de nationale luchtvaartmaatschappij van Macedonië. Gerrit had terloops opgemerkt dat ze waarschijnlijk zelf kerosine mee moesten nemen omdat het zo goedkoop was. Hans kon er alleen maar om lachen.
Eenmaal in de lucht kwam een stewardess langs om de eerste drankjes te serveren. Bij het bestelde biertje kregen ze een hartversterkertje geserveerd. Mastika had Hans na veel gepuzzel weten te ontcijferen. Dat cyrillische schrift was met een beetje geduld wel uit te komen.
Gerrit nam een slok en moest zijn best doen om niet gelijk in geproest uit te barsten.
‘Kelere Hans, deze vliegtuigen vliegen niet alleen op kerosine. Ze serveren het ook als borrel.’
De lach van Hans was tot in de cockpit te horen.