Of het goed voor mijn gemoedsrust was? Een vlucht, met overstap in Wenen op de dag van de finale: nou nee. Nadat ik mijn trouwe reismaatjes, in het bezit van meer vrije dagen en geen schoolgaande kinderen, op maandagochtend naar Schiphol had gebracht begon het grote wachten. En het twijfelen, verbijten en controleren.
Terwijl mijn telefoon via whatsapp, Twitter en Facebook volstroomde met foto’s en berichten uit Tirana deed ik een poging tot mezelf rustig te houden en te werken. Niet zelden controlerend of de vluchten die ik voor de woensdag had geboekt op maandag en dinsdag wel volgens schema vlogen. Het was afzien.
Mijn hartslag maakte een flinke sprong toen het eenmaal woensdagochtend was en ik op de nationale luchthaven arriveerde. Een rij van Efteling-achtig proporties, en dat om 4 uur in de ochtend. Knikjes van herkenning richting andere Feyenoorders in de lange rij die ook wat nerveus op hun horloges keken.
Met reizen probeer ik altijd risico’s te vermijden. Dus in Tirana kocht ik een sim-kaart voor het contact met de rest en stapte ik braaf in de shuttlebus om niet opgelicht te worden door een louche taxichauffeur. Het hotel had mijn bevestiging niet geannuleerd en mijn kaartje had ik op mijn silvercard weten te bemachtigen. Het geluk hing aan mijn kont.
En juist aan dat kleine beetje geluk ontbrak het bij Feyenoord. Tegen Italiaans anti-voetbal is niets opgewassen en dan komt het soms aan op geluk. En dat het juist bij Gernot Trauner, de meest degelijke en risico-mijdende speler op en waarschijnlijk ook buiten het veld, fout ging was een wrang staaltje ironie.
Ik had maar wat graag een vertraagde terugvlucht, een hotelannulering of oplichting door een taxichauffeur ingeruild voor die beker. Maar ja, dat geluk had ik dan weer net niet.