Derde keer op rij naar Azië in de zomervakantie. Via Bangkok naar Ho Chi Minh City en door naar Cambodja om Jan en Phary te bezoeken én een stuk met de IJdo’s mee te reizen door dit geweldige land.
Na een vlucht via Helsinki, een lange rij bij de douane en een taxi-rit naar ons hotel was het tijd voor een heerlijke curry en een Leo-biertje. Dan weet je dat je in Bangkok bent.
En een Thaise massage. Bastiaan uiteraard ook.
Omdat ik later deze vakantie de halve marathon van Angkor Wat zou gaan lopen en ik na mijn oogoperatie slechts 5 km in de benen had begaf ik me op zondagochtend richting Lumpini Park, het domein van sportend Bangkok in het weekend.
Het leek wel alsof ik bij een hardloopwedstrijd terecht was gekomen zoveel mensen waren er aan het hardlopen. Een rondje is 2,5 kilometer en later zag ik op Strava dat er mensen waren die deze ochtend 30 kilometer aan duurlopen hadden gedaan met telkens ditzelfde rondje. Niet gek als je beseft dat je bijna nergens anders fatsoenlijk kunt lopen.
RRC promotie-team.
Op naar Chinatown, waar het altijd druk is. Zelfs op zondag.
Yaowarat Road, de slagader van Chinatown.
Hij keek uit naar de eerste verse kokosnoot van deze vakantie.
Op deze foto lijkt het wel een soort van wandelpromenade. Normaliter is er geen doorkomen aan.
Werkpaard in Chinatown.
In de tuktuk.
Nog een keer Thais voordat we naar Ho Chi Minh City vliegen.
Gecontroleerde chaos op Don Mueang airport, tot 2006 de (inter)nationale luchthaven van Thailand.
Peenvogel airways. We waren de enige westerlingen op deze vlucht.
Reunification Palace, een van de locaties waar we nog niet eerder waren geweest in HCMC.
Het gebouw zelf ziet er uit als een relikwie uit de sixties en seventies.
Ome Ho kijkt toe.
In de bunkers zijn de ‘war-rooms’ nog intact. Inclusief geweldig gedateerde apparatuur.
Eenzaam baantje zo.
Op het dak van het paleis staat deze Amerikaanse helikopter.
Op 30 april 1975 denderden deze T-54 tanks door het hek van het paleis heen. Dit betekende effectief het einde van de Vietnam-oorlog.
Sightseeing maakt hongerig. Verse springrolls.
En Pho, de nationale soep van Vietnam.
Nog meer eten op de Ben Thanh streetfoodmarkt. Een hippe gelegenheid waar je een biertje koopt en aan de lange tafels naast andere mensen je eten, dat je bij een van de vele stalletjes koopt, opeet.
Veel zaken in en rondom HCMC was voor Sandra en mij een herhaling van zetten. Wij waren er immers al geweest. Het leek ons voor Bastiaan wel leuk om alle sites te zien die met de Vietnamoorlog te maken hadden. En dan klopte, gelukkig was onze lokaal geboekte tour naar de Cu Chi tunnels naar een andere plek (Ben Duoc) van de tunnels als waar we eerder (Ben Dinh) geweest waren. Zo was het voor ons toch ook weer nieuw.
Een boel oorlogstuig rondom de tunnels.
Die doet het niet meer.
Klassieke foto. Bastiaan vond het maar wat stoer.
Stukje door de tunnels, die voor toeristen zoals ons nog extra breed gemaakt zijn. Wat een leven moeten die gasten gehad hebben onder de grond. Hier in Ben Duoc zijn nog veel stukken originele tunnel.
Bij Ben Duoc is
Op de muren van deze tempel staan de namen van ruim 40.000 ‘martelaren’ voor de partij.
Links en rechts van Ome Ho staan de namen van de gevallenen.
Hamer en sikkel
Terug in Saigon waar je walking street niet al te letterlijk moet nemen.
Bánh mì, moet je eten als je in Vietnam bent. Een overblijfsel uit de Franse overheersing (een baquette) met Aziatische ingrediënten. Maar soms ook met La Vache Qui Rit en paté. Fusion op zijn best.
Het war-remnants museum. Het werd op 4 september 1975 geopend onder de naam “Exhibition House for US and Puppet Crimes”. In 1990 werd de naam veranderd in “Exhibition House for Crimes of War and Aggression” en in 1995, nadat de politieke en diplomatieke betrekkingen met de Verenigde Staten waren verbeterd, werden de beladen woorden “war crimes” (oorlogsmisdaden) en “aggression” (onderdrukking/agressie) uit de naam verwijderd en ging het museum verder onder de huidige naam: “War Remnants Museum”.
Veel groot materiaal buiten en beeldmateriaal binnen. Uiteraard veel aandacht voor de gevolgen van agent orange en napalm. Blijft indrukwekkend.
De Notre-dame van Saigon.
Oude gebouwen.
Maar ook veel nieuwbouw. HCMC staat niet stil en kijkt niet alleen achteruit.
Want er zat zelfs een Zara waar Bastiaan deze rode schoenen kocht.
Mooie Lambretta voor dit hotel.
Ook in HCMC komt er een metro. Met hulp van de Japanners. Het is ook wel nodig om een alternatief te bieden voor dat knotsgekke verkeer (groen is rijden, rood is rijden en oranje is extra gas geven). Een onderzoek wees uit dat de gemiddelde inwoner van HCMC nog maar 500 stappen per dag zet omdat ze alles per brommer/scooter/auto doen.
Met deze bus ondernamen we de trip naar de hoofdstad van Cambodja. Een tocht die wel wat uurtjes duurt maar als je jezelf erop instelt komt dat best goed. De mensen in de bus regelen de visa en voor de rest is het veel muziek luisteren en boeken lezen.
Grensovergang, achter die slagboom ligt Cambodja.
Na een lange dag reizen eindelijk in Phnom Penh.
Ff bijkomen na de busreis.
In Phnom Penh blijven zo ook bouwen. Het was 10 jaar terug dat we er voor het laatst waren.
Ochtendje zwemmen in het hotel.
Een van de markten in Phnom Penh.
Monniken.
Rondje door het park.
Onze bus naar Mondulkiri.
Met zijn allen in nature lodge.
Elephant Valley Project. Een bezoek meer dan waard. Kijk op hun website wat ze allemaal doen. In het kort komt het hier op neer. Ze betalen de eigenaren van de olifanten een hoger bedrag dan dat de eigenaren krijgen als ze de olifanten zouden laten werken in de bossen of toeristenindustrie. zo huren ze de olifanten eigenlijk om ze vervolgens van hun oude dag te laten genieten.
Daar zul je ze hebben. Per gebied zijn er twee olifanten en hun begeleiders. De begeleiders stimuleren de beesten positief in plaats van te werken met straffen.
Best dichtbij zo.
De Bou Sra waterval. Een mooi dagje uit tussen de Cambodjanen. Je huurt een mat, bestelt wat eten en drinken en daarna lekker zwemmen.
Net zoals alle Cambodjaanse families en vriendengroepen ook verkleden voor op de foto. De groepsfoto is niet voor internet geschikt.
Eenmaal terug in Siem Reap was het tijd voor een bokswedstrijdje.
Deze ratten van Apopo kunnen (sneller dan conventionele apparatuur) landmijnen opsporen en daar liggen er nog enorm veel van in Cambodja. Daardoor zijn stukken land niet te gebruiken en vallen er jaarlijks nog gewonden. Een geweldige organisatie dus.
Het nachtleven van Siem Reap onveilig maken.
De dag voor de halve marathon hield ik het bij een (paar) bescheiden biertjes. Niet overdrijven natuurlijk.
Zo, dat was even (nou ja, even) afzien tijdens de Angkor Wat halve marathon. Sinds de Roparun en de oogoperatie slechts een paar keer kunnen rennen. En dat ga je voelen hoor. Zeker als het 29 graden is en de luchtvochtigheid boven de 80%.
De start was om 5:30 en de wekker stond om 4:00 uur. Energiedrank, wat zoetigheid en op pad met Jan en Gerard.
Voor een donker Angkor Wat was het een kabaal van jewelste. Lopers uit alle windstreken. En ook veel deelnemers uit de buurlanden. Zo werd ik bij het ophalen van het startnummer geïnterviewd door de Vietnamese televisie. Ik gaf een prognose van 2 uur á 2 uur 10 af. Dat leek me reeel gezien mijn vorm en de omstandigheden.
De eerste vier kilometer gingen prima. Rustig tempo aangehouden en water gepakt bij de drinkpost. Op zes kilometer een velletje omdat ik me niet echt sterk voelde. Daarna eigenlijk van waterpost naar waterpost gerend (om de 2km) en zelfs af en toe gestopt voor een foto. Winnen ging ik toch niet en ik wilde mijn hartslag onder de 170 houden. Niet te gek doen hé.
Op een gegeven moment kwam de nummer 1 van de hele marathon voorbij en die liep stevig door. Na het samenkomen van de 21 (en 42) met de 10 kilometer wedstrijd kwam je vooral wandelaars tegen die de 10km aan het lopen waren.
Op de klok stond 2:13 maar omdat ik niet direct weg was zal het wel een minuutje sneller zijn. Mijn ‘slechtste’ halve marathon ooit. Maar soms moet je gewoon genieten.
Eenmaal terug in Battambang was het luieren en genieten.
De bambootrein.
Krokodillenfarm.
Naast deze tempel in Battambang is er een monument voor ruim 10.000 slachtoffers die op deze killing fields omkwamen in de tijd van de rode Khmer.
Harry Potter iemand?
Hmmm.
Karaoke, je koopt een doos bier en de glazen worden gevuld met ijsblokjes. Love it.
Probeer maar eens te zingen.
“Livin’ on a prayer!”
Vleermuizen kijken met de jeep van Jan.
Ook dit jaar had Sandra geld opgehaald voor het schooltje in de buurt van Jan zijn resort. Bianca volgde het goede voorbeeld en samen hadden ze 1400 dollar bij elkaar voor schoolspullen zoals lessenaars maar ook geld om de leraren op speciale cursussen te sturen.
In de schoolbieb ook het meest vertaalde boek uit Nederland.
Ondanks dat iedereen serieus kijkt was het een hele feestelijke middag.
Als bedankje kreeg Sandra nog een prentenboek met een verhaal over de verschrikkingen van de Rode Khmer.
Na nog een paar keer geweldig eten bij Battambang resort en de laatste biertjes was het tijd om terug naar huis te gaan. Via Bangkok.
Onze bling-bling-bus aan de Thaise kant.
Reizen in stijl.
Ons pittoreske hotel in Bangkok. We sliepen er al vaker. Niet echt knus maar grote kamers en twee zwembaden. Precies wat je nodig hebt vlak voor een lange vlucht.
Oud Bangkok met laagbouw en in de verte de torenflats.
Mensen kijken, hapje doen en op naar huis. Het was weer een mooie trip.