Gisteren schreef ik op Facebook naar aanleiding van een artikel over Hillsborough door Doingthe116 het volgende. “Als er een voetbalgod zou bestaan, en die bestaat niet kan ik u vertellen. Maar als er eentje zou bestaan dan is het aanstaande kampioenschap van Liverpool een teken van bovenaf”. De gerechtigheid van een titel precies 25 jaar na dato.
Ongeveer hetzelfde dacht ik op 15 april 1992 exact drie jaar na Hillsborough. Na jaren van ellende en een bijna faillissement lonkte voor Feyenoord een finaleplaats in een Europees toernooi op 6 mei 1992. Nu is een paar seizoenen in de marge voetballen niks vergeleken met hetgeen wat er in Sheffield was gebeurd. Maar wij Feyenoorders zijn nogal meester in het cultiveren van ‘het grote lijden’. Ik wist toen niet beter. Vergeef me.
Zes mei is voor Feyenoorders een magische datum. Op 6 mei 1970 was Feyenoord de aller-allergrootste club van Europa (en later ook van de wereld) en toen ik voor het eerst naar De Kuip ging in 1985 was die overwinning in San Siro een schim uit het verleden. Het had qua tijdsgevoel net zo goed in de oertijd geweest kunnen zijn. Feyenoord in een Europese finale? Dat ging nooit meer gebeuren.
Na de (onverwachte) bekerwinst in 1991 mocht Feyenoord aantreden in het, helaas terziele gegane, Europacup toernooi der bekerwinnaars. Een toernooi waar je binnen no-time in de halve finale kon staan omdat er een ronde minder werd gespeeld dan in het UEFA-Cup toernooi. In de eerste ronde werd Feyenoord gekoppeld aan Partizani Tirana uit Albanië. Uit bleef het 0-0 en in De Kuip had Feyenoord de grootste moeite om de, door bakker Klootwijk gesponsorde en met Nico Haak op het doel spelende, Albaniërs te verslaan.
De ronde erna volgde het Zwitserse Sion. Zowel uit en thuis bleef het 0-0 en penalties zorgden voor de beslissing in Rotterdams voordeel. Het tweeluik met Tottenham Hotspur was voor vele supporters van mijn generatie het eerste bezoek aan Engeland. Ik had toen geen geld voor de reis er naartoe en heb daar nog steeds spijt van als haren op mijn hoofd (haha). Thuis wonnen we door een mazzelgoal van Kiprich en uit bleef het op White Hart Lane na een voetbalgevecht 0-0.
Door slechts twee keer te scoren in het hele toernooi stond Feyenoord in de halve finale. En de tegenstander daarin was de moeder der ‘modern football’ clubs. Het poenerige AS Monaco. Nauwelijks een achterban en het speeltje van een puissant rijke eigenaar. In Monaco speelde Feyenoord met 1-1 gelijk en De Kuip was in de return gevuld met een hunkering naar een finale voelbaar, een finale op 6 mei (!) in Lissabon. Zelf maakte ik me nogal zorgen hoe ik ooit in Lissabon moest komen als scholier. Maar dat was voor latere zorg. Eerst maar eens winnen van die Fransen.
Eigenlijk had Monaco gewoon een erg goed elftal. Met o.a. Rui Barros, George Weah, Liliam Thuram, Emmanuel Petit en Youri Djorkaeff. De trainer van dit elftal was Arsene Wenger. De Fransen speelden op de counter en een van deze messcherpe counters werd na 33 minuten door George Weah tot een goal gepromoveerd. Feyenoord moest nu scoren maar de finale in Lissabon leek verder weg dan ooit toen vlak na rust Rui Barros voor de 0-2 zorgde. De ruim 42.000 Rotterdammers zagen het met lede ogen aan.
In De Kuip vierde alleen de prinsen Rainier en Albert van Monaco feest. Meer Monegasken waren er zowat niet meegekomen en dat tekende deze club. Uitgerekend een Amsterdammer bracht de hoop in de Rotterdamse harten terug. Twee minuten na de 0-2 maakte Rob Witschge de ‘Anschlusstreffer’ en Feyenoord begon te drukken en kreeg kansen op meer.
Er moest risico genomen worden en trainer Wim Jansen haalde in de 78e minuut Ruud Heus (die een eventuele finale zou moeten missen door zijn gele kaart) naar de kant ten faveure van de Roemeense spits Marian Damaschin. Dit resulteerde in nog meer kansen en het was diezelfde Damaschin die Feyenoord in de 87e minuut op 2-2 bracht. (in de NOS documentaire die over Het Legioen werd gemaakt zie je mij nog met drie vingers gebaren hoeveel tijd er nog was).
De 2-2 was echter nog altijd niet genoeg om de finale te bereiken. De wedstrijd liep tegen het einde, toen Damaschin in blessuretijd opnieuw de bal in de voeten kreeg. Hij haalde uit en zijn schot belandde op de paal, waarna vrijwel direct werd afgefloten. Feyenoord kon de finaleplek vaarwel zeggen.
The aftermath: De finale in Lissabon werd voor slechts 16.000 toeschouwers gespeeld en het Duitse Werder Bremen legde beslag op de enige Europese beker die Feyenoord dus niet won. Hoe anders was dat geweest als wij in de finale hadden gestaan. Op 8 mei 2002 volgde een nieuwe kans. Maar daarover meer in de mei-maand.