De laatste tonen van de Sparta Marsch stierven weg op het koude Kasteel en met gevoel voor drama ving de cameraman de blik van Nicolai Jörgensen. De Deense spits hing verveeld tegen de dug-out aan zoals puberjongens in portieken hangen. Op het kunstgras maakte zijn concurrent zich op voor zijn eerste minuten in het shirt van Feyenoord.
Het ging de afgelopen dagen veel over Lucas Pratto, een man wiens reputatie tot bijkans mythische proporties werd opgeblazen. Alsof Feyenoord Christiano Ronaldo had gekocht in plaats van een Argentijnse bankzitter. Iedere journalist en columnist liet minimaal een keer per alinea zijn bijnaam vallen: El Oso, De Beer.
Pratto heeft qua uiterlijk nog het meeste weg van een hippe bierbrouwer uit Rotterdam-noord, of barrista op de Meent. Het zwart-rode shirt zat strak om zijn brede rug heen. De cijfers 2 en 4 wezen in een punt naar boven waardoor het leek of de materiaalman ze er scheef had opgedrukt.
El Oso had zich bij zijn debuut onsterfelijk kunnen maken door zijn eerste kans aan de andere kant van het aluminium te mikken. Maar voetbal is geen sprookje, al lijkt het door sommige bijnamen van spelers dat soms wel te zijn.
Na een minuut of zeventig werd El Oso moegestreden van het veld werd gehaald en zijn vervanger stond stoïcijns aan de zijlijn te wachten. De Deen, die zelf alles probeert om zijn kampioensvorm weer terug te vinden, staat niet echt bekend om het openbaar tonen van zijn gevoelens. Al leek zijn filmpje van het eerbetoon op de Erasmusbrug het tegendeel te bewijzen.
Toen Jörgensen in blessuretijd de bevrijdende 0-2 scoorde en zowaar écht blij leek te zijn bedacht ik me dat we helemaal geen bijnaam voor onze Deense spits hebben. Google leerde me dat ‘is’ het Deense woord voor ijs is en ‘kanin’ betekent konijn.
Dan klinkt El Oso toch net iets stoerder.