Het eerste WK dat ik bewust meemaakte was Mexico’86. Een toernooi waar Nederland, net zoals nu, schitterde door afwezigheid. Er deden vierentwintig landen mee waaronder Canada, Schotland en de Sovjet-Unie. Mede door het uiteen vallen van de USSR (en Joegoslavië) hebben we tegenwoordig ongeveer 300 extra landen die zich kunnen kwalificeren voor het WK. Allemaal landen die ons eigen Oranje een voet dwars kunnen zetten tijdens de kwalificatie.
Ik zou graag willen zeggen dat ik nog wat weet van de gespeelde wedstrijden maar dat zijn herinneringen die later ingekleurd zijn. De hand van God, Danish Dynamite en de uitstekende Belgen zijn daarna eindeloos herhaalt.
Wat ik dan nog wel weet? De geweldige Hummel-shirts van de Denen. Mijn Panini-album (dat ik nooit vol heb gekregen en die ik ergens tussen drie verhuizingen kwijt ben geraakt) en de bal waarmee gevoetbald werd.
De Azteca van Adidas was de mooiste bal ooit. Van mijn zakgeld kocht ik de synthetische versie van deze bal (de echt leren versie zou in no-time versleten zijn want we voetbalden vooral op straat) en die hebben we tijdens menig potje ’tienen’ gebruikt. Tijdens de loeiharde voorzetten die we gaven sneuvelde nog weleens een bril of kwam de bal terecht op het dak van de Prins Maurits-school. De bal van dat dak afhalen was een uitdaging omdat de regenpijpen ingesmeerd waren met een goedje om regenpijpklimmers het zo lastig mogelijk te maken. Met besmeurde handen moest je vervolgens op doel staan omdat jij diegene was die over schoot.
De laatste omwentelingen van de bal staan me nog wel helder voor ogen. Er was een kant van ons speelterrein waar de ongeschreven wet heerste dat je daar niet naar toe moest schieten. De prikkelbosjes waren funest voor je kleding maar ook voor ballen. Na een mislukte voorzet stuiterde de bal over het hek van de school heen, precies voor de voeten van een passerende buurtgenoot.
Niet gezegend met een goede traptechniek punterde hij de bal zo in de richting van de ‘verboden bosjes’. Er was in Berkel geen hand van God om de bal van richting te veranderen. De rest van de zomer van ’86 hebben we vooral gehonkbald.