Het was een mooie oktoberdag in het onooglijke Noorse plaatsje Skien, de kater van de karaokebar de avond ervoor dreunde nog na. Buiten rook het er naar linoleum en er viel overdag weinig te beleven. Voor ons niet, maar voor de spelers van Feyenoord nog minder. Zij waren veroordeeld tot het hotel, hetzelfde hotel waarin wij verbleven en zodoende hadden we goed zicht op wat de spelers zoal deden rondom een Europese uitwedstrijd. Het antwoord laat zich raden. Weinig.
Het was in een tijdperk waar smartphones nog niet bestonden in de lobby van het hotel stond een computer waarop Salomon Kalou en Romeo Castelen een wedstrijd deden wie van hen twee er meer zoekresultaten opleverden op Google. Een wedstrijd die door Kalou glansrijk werd gewonnen. De rest van de selectie zat in een andere ruimte te kaarten wachtend op het vertrek voor de traditionele stadswandeling. Het hield niet over.
Onze middagbesteding was wat Feyenoord-supporters overal in Europa doen sinds de beslissingswedstrijd tegen Vasas Boedapest in Antwerpen en de exodus met de Groote Beer en Waterman een jaar later.
We maakten foto’s van een kerk en een monument, hingen onze vlaggen aan een standbeeld en spendeerden de rest van onze tijd in de kroeg. Het is het vaste patroon waarin Europese uitwedstrijden zich voltrekken. Van Glasgow tot Kiev en van Trondheim tot Lissabon.
Een patroon waar goedkope vliegreizen, louche taxi-chauffeurs, schimmige hotels en vage nachtclubs bij horen. De opwinding en ontploffende whatsapp-groepen na de loting. Ga jij ook? Hoe gaan we? Hoe lang?
Eenmaal terug in het hotel in Noorwegen stond de selectie op het punt om te vertrekken naar het stadion. Pascal Bosschaart knoopte een praatje aan om te vragen hoeveel dit alles ons nu al gekost had en Bart Goor liep met een grote boog om ons heen.
In het kleine stadionnetje deed Feyenoord iets wat ze niet vaak doen in een Europese uitwedstrijd: namelijk winnen. Nodeloos om te vermelden dat wij dat tot in de kleine uurtjes in de karaokebar gevierd hebben.