Voor me liep een man die een onnavolgbaar verhaal vertelde tegen zijn dochter over brandende kabouterhuisjes, en dat met iedere stap die ze richting de finish nam er meer water beschikbaar zou zijn voor het blussen ervan.
De finish van de derde etappe van de avondvierdaagse lag nog geen tweehonderd meter verder maar de tranen die het meisje huilde leken mij voldoende om een heel kabouterdorp te blussen.
Je ziet ze vaker, ouders die op luide toon ‘en plein public’ hun kind terecht wijzen of van opvoedkundige tips proberen te voorzien. Meestal schiet mijn irritatiemeter gelijk in het rood van zulke mensen. Maar dat kan ook aan mij liggen. Ik kwam gisteren niet verder dan ‘als je nou een beetje door eet van die appel dan kunnen we zo nog een ijsje halen’. Nee, verwacht van mijn hand geen boek vol pedagogische wijsheden.
Bastiaan en zijn maatje klommen op heuvels, rolden door vers gemaaid gras en hadden de neiging om iedere keer voor je voeten te gaan lopen als je nét een beetje door kon lopen. Vaders hadden hun kantoorkloffie ingeruild voor een korte broek en de moeders liepen zonder uitzondering in zomerjurkjes waarbij de conclusie getrokken kan worden dat horizontale streepjes nog steeds in zijn. Bij een van de moeders bungelde een rugzak met daarop een eenhoorn en de naam van haar dochter. Een vijf-letterige naam met vier klinkers waarvan ik met de beste wil van de wereld niet kon raden hoe dit uit te spreken viel.
Op het terrein van de finish viel Bastiaan zijn appel ‘per ongeluk’ op de grond. Ik wilde op luide toon een angstaanjagend verhaal gaan vertellen over brandende kabouterhuisjes maar ik hield me in.
Het ijsje na afloop smaakte erg lekker. En als je het hoorntje op zijn kop hield was het net een puntmuts.