De afstand tussen zijn huis en het stadion was hoogstens tien minuten wandelen. Hij had deze route al honderden keren gelopen, toch nam per stap de nervositeit toe. Gerrit was al een aantal jaar niet meer in het stadion geweest en het voelde alsof hij weer voor het eerst op weg was naar zijn club. Zijn gedachten dwaalden af naar die eerste keer, samen met zijn vader naar het stadion. De mannen droegen hoeden die ze in de lucht gooiden na een doelpunt. Voor een paar dubbeltjes stond hij op de jongenstribune achter het doel.
Bij café De Oude Pui stonden mensen op straat bier te drinken. Gerrit besloot om dat vaste ritueel van vroeger in ere te herstellen. Toen hij het café binnenliep, vroeg uitbater Willem of hij zich niet vergist had. Hij had Gerrit al jaren niet meer op wedstrijddagen gezien. De jonge mannen aan de bar maakten plaats voor Gerrit en voor hem werden een biertje en een glas jenever neergezet.
Aan de muur hingen foto’s van de glorietijden van hun club. Feestende mensen voor het café en wat kiekjes van buitenlandse wedstrijden. Bij een foto bleef Gerrit zijn blik hangen. Op de foto stonden hij en Mien op een plein in een Zuid-Europese stad, uiteraard in clubkleuren. De sjaal om zijn nek had Mien gebreid.
Voor deze reis hadden ze hun spaargeld gebruikt. Het was de eerste keer dat de club zo ver in het Europacup-toernooi kwam. De wedstrijd werd verloren, maar Gerrit en Mien hadden een geweldige reis gemaakt. Ze waren nog nooit in het buitenland geweest.
De jongens om hem heen begonnen te zingen en Gerrit was in 1 keer weer in het hier en nu. Hij dronk zijn biertje rustig op en leegde zijn jeneverglas in 1 teug. Voordat hij door de deur naar buiten liep, deed hij zijn jas goed dicht en stak de straat over. Het was al druk aan het worden, overal liepen mensen op weg naar het stadion.
Vlakbij het stadion stonden twee agenten tegen hun auto aangeleund. Hij knikte toen de agenten hem een fijne dag toewensten. De politie was tegenwoordig nauwelijks meer aanwezig. Hoe anders was dat 30 jaar geleden? Toen leek iedere wedstrijd wel op een veldslag uit te draaien. Mien en hij hebben zelfs overwogen om niet meer te gaan kijken. Vooral Mien vond het maar niks, al die agressie, maar Gerrit zei dat ze vol moesten houden. Ze zouden zich toch niet weg laten pesten door een stel snotjongens. Hij was voor de duvel nog niet bang en had handen als kolenschoppen. Nee, als ze wilden dan konden ze het krijgen ook die raddraaiers.
In het stadion kwam hij Hans tegen met wie hij nog had samengewerkt in de haven. Hans wist dat Gerrit geen voet meer in het stadion had gezet na de dood van Mien en keek op van zijn aanwezigheid. Samen spraken ze over de haven en over de wedstrijd die zo zou beginnen, maar geen moment over Gerrit zijn verdriet. Dat deden mannen onder elkaar niet. Of misschien was het stadion er niet de juiste plek voor.
Het viel Gerrit op hoeveel liedjes hij niet kende die gezongen werden. Was dit allemaal nieuw? Nee, natuurlijk niet dacht hij. Behalve het clublied bij opkomst van de elftallen had hij eigenlijk nooit op de liedjes gelet, die er in het stadion gezongen werden. Als de club gewonnen had, neurieden hij en Mien op de terugweg nog wat van die deuntjes, die ze in het stadion gehoord hadden. Maar de juiste woorden hadden ze er nooit bij gevonden. Het waren bijna allemaal liedjes in het Engels. Een taal die ze beiden niet machtig waren.
Voor de wedstrijd werd er een minuut stilte in acht genomen. De linksback had zijn vader die week verloren en dat was groot nieuws geweest in alle kranten. Zijn vader was de aanvoerder van het succeselftal uit de jaren ’70, een icoon van de club. Zijn zoon was hard op weg een icoon te worden.
Je kon een speld horen vallen in het stadion en iedereen leefde mee met de speler die al tien seizoenen onder contract bij de club stond. Na een klaterend applaus werd er afgetrapt en bij Gerrit stonden de tranen in zijn ogen. Tijdens de minuut stilte dacht hij aan Mien. En aan het feit dat hij weer in het stadion was.
De wedstrijd zelf was rommelig, hard en leek op een gelijkspel af te stevenen. Tien minuten voor tijd kwam uit een corner de bal voor de voeten van de linksback waar het stadion eerder zo mee had geleefd. En de speler die nooit scoorde haalde uit. Hard en hoog vloog de bal langs de keeper in het doel. Op de tribune achter de verslagen keeper buitelden supporters over elkaar heen. Het oude stadion trilde op zijn grondvesten.
De linksback klopte zichzelf op zijn hart, stak zijn hand in de lucht en keek naar de hemel. Tussen alle juichende supporters deed Gerrit hetzelfde.